Back to Publications Index & Search

Rechten asielkinderen ondergeschikt aan behoefte om flink te doen

www.justitie.nl
30 November  2003
Het kabinet-Balkenende heeft zich vast voorgenomen 26.000 afgewezen asielzoekers het land uit te zetten. Voorzover het daarbij gaat om door datzelfde kabinet zo warm aanbevolen normen en waarden, lijken die vooral te liggen in het eigenbelang van het Koninkrijk der Nederlanden en de norm van het eigen gelijk. Een waarde als barmhartigheid lijkt nauwelijks bekend, terwijl ook het respect voor de rechten van mensen en meer in het bijzonder die van kinderen kennelijk een te verwaarlozen rol speelt. Dit gedrag wordt gedekt door een meerderheid in het parlement die het kritisch vermogen geheel verloren lijkt te zijn.

Hoewel… het wist minister Verdonk nog net te bewegen tot de uitspraak dat in het uitzettingsbeleid bijzondere aandacht zou worden besteed aan kinderen en het voorkomen dat gezinnen uiteenvallen. Het bleef overigens onduidelijk wat dit precies betekent voor gezinnen met kinderen die op Verdonk’s lijst van uitzetbaren voorkomen. Intussen heeft zij wel laten blijken niets te voelen voor criteria aan de hand waarvan met uitzetting bedreigde kinderen en hun gezinnen toch een verblijfsvergunning kunnen krijgen. Zij geeft er de voorkeur aan op eigen gezag uit te maken wie als schrijnend geval mag blijven.

Het is schrijnend te moeten vaststellen dat in dit land trekjes van feodale heersers nog steeds aanwezig zijn. Nog schrijnender vind ik dat een land dat prat gaat op zijn naleving van mensenrechten, de rechten van kinderen ondergeschikt maakt aan de behoefte om flink te doen. Het kinderrechtenverdrag verlangt dat de staat het belang van het kind het zwaarst laat wegen (art. 3 IVRK). Dit houdt in dat de Nederlandse regering alle mogelijke moeite moet doen om de rechten van alle kinderen op haar grondgebied te respecteren, toe te passen en na te leven (art. 4 IVRK). Centraal hierin staat het recht van het kind op een optimale ontwikkeling van haar of zijn persoonlijkheid (art. 6 IVRK), een recht dat o.a. wordt gerealiseerd via het recht op onderwijs, het recht op het genot van de grootst mogelijke mate van gezondheid en het behoud van de eigen identiteit.

Kinderen die in Nederland geboren zijn of naar Nederland gekomen zijn en hier zeg vijf jaar of langer hebben gewoond, zijn kinderen die hier geworteld zijn, die hun identiteit aan dit land ontlenen omdat ze hier hun vrienden en vriendinnen hebben, hier op school gaan en hier deelnemen aan buitenschoolse culturele en andere activiteiten. De uitzetting van deze kinderen naar een land waarvan ze de taal en cultuur niet kennen, enkel en alleen op grond van het feit dat hun ouders daar ooit vertrokken (vaak om gegronde redenen) is een grootschalige schending van de rechten van deze kinderen. Behalve de ontworteling met alle psychische schade van dien zal het vrijwel zeker het einde van hun onderwijscarričre betekenen, terwijl ook de kwaliteit van de gezondheidszorg vaak zodanig slecht is dat hun gezondheid aanzienlijke risico’s loopt. Ik zwijg dan maar over het ontbreken van sociale voorzieningen en de mogelijk zeer hoge graad van onveiligheid voor hen en de gezinnen waartoe zij behoren.

 

Ik wil erop wijzen dat de Nederlandse regering verzoeken van buitenlandse ouders om hun minderjarige kinderen naar Nederland te laten overkomen afwijst indien het kind in het land van herkomst vijf jaar of langer is opgegroeid, omdat het dan daar is geworteld (kamerstuk 26732 nr. 98). Het getuigt van weinig consistentie of zelfs schaamteloos opportunisme om tegelijkertijd kinderen die vijf jaar of langer in Nederland zijn opgegroeid, gedwongen uit te zetten.

Voor wat de mogelijke schade van zo’n gedwongen vertrek betreft, verwijst de politiek graag naar het feit dat ouders frequent met hun kinderen emigreren en dat die kinderen zich gemakkelijk aanpassen. De suggestie dat emigratie voor kinderen geen problemen oplevert, getuigt naar mijn mening van misleiding of naďviteit. Bovendien wordt de regering hierbij uitgenodigd cijfers te produceren van Nederlandse gezinnen die met hun kinderen geëmigreerd zijn naar Afghanistan, Angola, Iran, Irak, Sierra Leone en Somalië.

Een ander populair argument onder politici is dat de ouders zelf een belangrijke oorzaak zijn voor het lange verblijf in Nederland, omdat ze na een eerste afwijzing een tweede verzoek (en soms zelfs een derde) hebben ingediend. Het is een zichzelf respecterende rechtsstaat echter onwaardig de burger te verwijten dat hij gebruik maakt van de rechtsmiddelen die deze zelfde rechtsstaat ter beschikking stelt. En los daarvan: waarom zouden de kinderen van deze ouders daarvoor ‘gestraft’ moeten worden met uitzetting uit wat zij als hun land beschouwen?

Als het om asielzoekende mensen gaat hebben we kennelijk nog steeds grote moeite ons beschaafd te gedragen. Mijn oproep aan het waarden- en normenkabinet Balkenende: gedraag je in overeenstemming met de door de Nederlandse regering onderschreven normen van het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind en zie af van de uitzetting van kinderen die in Nederland geworteld zijn en van de gezinnen waartoe zij behoren.

Jaap Doek

Prof. mr. Jaap E. Doek neemt in september afscheid als hoogleraar privaatrecht met als leeropdracht jeugd- en beschermingsrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Doek is een pleitbezorger voor de rechten van het kind, met name in scheidings- en omgangskwesties, en hij deed rechtsvergelijkend onderzoek naar de grondslagen, doelen en grenzen van overheidsingrijpen in het gezinsleven.



Back to Publications Index & Search